vrijdag 17 juni 2016

Eden Hazard: "Comment? J'ai pas compris"

Enkele weken geleden hielden de Rode Duivels een ‘open training’, zoals dat zo mooi heet, een training waar fans naar mogen komen kijken; een moment waarop eenvoudige mensen de kans krijgen om menselijke goden te aanschouwen, hetgeen zij doen met wijd open mond en een hevig bonzend hart, dat spreekt voor zich.
Nu wil het lot dat mijn zoontje van zes een grote supporter is van Eden Hazard en hij, mijn zoontje, Jelle, had de hoop opgevat om zijn held een tekening te kunnen overhandigen en eventueel iets tegen hem te kunnen zeggen. (“Eden Hazard, ik vind u de beste voetballer van de hele wereld!”, iets van die strekking.)
Ik nam Jelle mee naar de open training, quality time met de kid(s), en we keken onze ogen uit. Vooral Jelle natuurlijk, die verrukt was omdat hij Hazard, zijn grote held, kon zien dribbelen en dollen. (‘Dollen’, voor zij die niet vertrouwd zijn met dit woord, is iets dat voetballers vaak doen tijdens trainingen, al heeft het op zich niks met voetbal te maken; ‘dollen’ is het plagen van of grapjes maken met ploegmaats, men ziet het fenomeen ook in andere beroepscategorieën opduiken, in beroepscategorieën waar men weliswaar niet van ploegmaats spreekt maar van, gewoon, collega’s. Overigens zijn voetballers in vergelijking met andere beroepsgroepen bovengemiddeld bedreven in dollen, en nee, daar bestaan geen studies over, ik wéét dat gewoon.)
Na hun training namen enkele Duivels, waaronder Hazard, de moeite om de talrijk opgekomen fans te groeten. (Vincent Kompany, die pas de week erna zijn huidige blessure zou oplopen, moest er wel meteen vandoor, want die had, zo hoorde ik op de radio, aansluitend op de training een afspraak met zijn advocaat in verband met zijn portretrechten en bepaalde inkomsten die hij misloopt daaromtrent. Vincent Kompany is, voor zij die dit niet weten, een man die krap bij kas zit en op sommige dagen zelfs niet eet opdat hij zijn kinderen een voedzame maaltijd zou kunnen voorzetten in zijn gammele flatje te Manchester. Doch dit terzijde.)
Eden Hazard nam dus tijd voor wat selfies, enkele bemoedigende woorden voor een tiener in een rolstoel en zelfs een handtekening op een tiet, als ik dat goed heb gezien. Toen merkte hij ook Jelle op die, aan de dranghekken waarachter wij stonden, geestdriftig zwaaiend een zelfgemaakte kleurpotloodtekening boven zijn hoofd hield. Jelle had Hazard getekend - of welja, een figuurtje, meer pictogram dan mens, dat Hazard moest voorstellen - alsook een bal en een horizontale groene strook waarvan je, afgaand op de kleur en de context van de tekening, kon aannemen dat hij er gras mee had bedoeld.
En kijk, daar stond Hazard dan plots bij ons en hij richtte zich meteen tot Jelle: “Salut gamin, comment vas tu? T’as fait un dessin pour moi? Mais c’est joli, hein.” Hij had zich al tientallen keren in deze situatie bevonden, maar door de flegmatieke manier waarop hij het zei leek het alsof het de eerste keer was dat hij een tekening kreeg van een jongentje. Ik was gecharmeerd, ik wil daar niet over liegen. Hazard is een man met flair die weet hoe je met kinderen moet omgaan (wat trouwens niet mag verbazen aangezien hij er zelf twee heeft).
Maar Jelle, die zich, dat lijkt me normaal in zo’n situatie, een beetje overdonderd moet hebben gevoeld, keek vragend en, dat zag ik aan hem, ietwat geschrokken mijn kant op. Ik realiseerde me dat hij natuurlijk niet begreep wat zijn idool in het Frans tegen hem had gezegd. Daarom zei ik snel - met een verontschuldigende glimlach naar Hazard - wat de Rode Duivel van zijn tekening vond - dat hij die héél mooi vond en dat de Rode Duivels heel blij zijn met een fan zoals Jelle.
En toen - ik kan er ondertussen om lachen, maar op het moment zelf was dat anders - keek Jelle naar Hazard en vroeg hij: “Spreek jij geen Nederlands?”
Het bleef twee seconden stil. (Een middelmatige schrijver zou, om een dramatisch effect te sorteren, beweren dat die twee seconden wel twee minuten leken te duren, maar dat was hier zeker niet het geval; deze twee seconden duurden daadwerkelijk iets meer of iets minder dan twee seconden.) Ik veronderstel dat de stervoetballer even verbaasd was als ik. Maar of hij zelfs maar een fractie van de gêne voelde waardoor ik werd overvallen, dat durf ik ten zeerste te betwijfelen. En Jelle die begreep er ondertussen helemaal niks meer van natuurlijk.
Hazard, die zich veel sneller dan ik van dit ongemakkelijk moment herstelde, keek mij aan en vroeg “Comment? J’ai pas compris”. Koortsachtig legde ik uit wat er aan de hand was en dat Jelle er blijkbaar niet bij had stilgestaan dat zijn idool Franstalig is. “Ah bon”, lachte Hazard, nu zichtbaar geamuseerd en misschien ook wel een beetje opgelucht. “Je parle très peu le flamand. Désolé.” Hij stak zijn duim op naar Jelle, gaf hem nog een snelle aai over de bol en weg was de vedette, Jelle’s tekening dubbelgeplooid in zijn rechterhand.
Thuisgekomen en een beetje gekalmeerd ging ik onwillekeurig nadenken over de vraag of het voor een Rode Duivel belangrijk is dat hij zich in alle landstalen een klein beetje verstaanbaar kan maken. Niet dat ik Eden Hazard iets kwalijk wil nemen, nee, allerminst, maar voor je het weet loop je als ééntalige Rode Duivel tegen een wat ongemakkelijke situatie met een klein jongentje aan en dat is dan toch een beetje, hoe zal ik zeggen, ‘lullig’.
Jelle lijkt van het hele voorval trouwens enkel te hebben onthouden dat hij zijn grote held heeft ontmoet en dat die zijn tekening nu in zijn woonkamer aan de muur heeft gehangen. Jelle heeft met geen woord meer gerept over wat ik maar de ‘taalkwestie’ zal noemen, hij lijkt de situatie zelfs vergeten te zijn. Ach, een kind in al zijn onschuld flapt er de gekste dingen uit en vergeet dat ook meteen weer - hoe was ik zelf op die leeftijd. Ik verdenk mijn zoon er dus zeker niet van dat hij Eden Hazard wilde laten nadenken over wat een Rode Duivel nog meer moet kunnen om met de fans te ‘connecten’ - (hashtag) tousensemble, weet u wel - dan enkel goed voetballen in naam van België.

Geen opmerkingen: