Ik ben heel erg ons-kent-ons, speel heel graag op veilig. Als ik jou zie op spoor drie, doe ik net alsof ik je niet opmerk. Jij en ik kennen elkaar van zien, maar dat wil niet zeggen dat ik je een blik van herkenning zal gunnen. En ik zal ook niets tegen je zeggen. We zullen netjes achter elkaar de trein opstappen en ik zal - dat geef ik toe - een zuchtje van opluchting slaken als die bijna-confrontatie met jou weer achter de rug is. Daarna probeer ik elke gedachte aan jou te verdringen. En als ik mezelf met m'n bewust niet denken aan jou confronteer, maak ik me er makkelijk van af met een: past niet in mijn kraam.
En dan begin ik te huilen, om alweer andere redenen. En daarover zal ik, thuisgekomen, bloggen. Over mezelf, m'n teddybeer en andere voor jou onduidelijk ironische 'shizzle'. Ik weet wel waar ik moet zijn en met wie; ik bedoel dat ik wel weet aan wie ik mijn praatjes over mijn teddybeer verkocht krijg en aan wie niet. Die veiligheid houdt het boeltje samen. Als ik die veiligheid niet had, was ik al dood. Dat geef ik toe. Dat geef ik graag toe, zelfs. Dat moet ik toegeven, wil ik toegeven, stiekem is dat zelfs het enige waarover ik het wil hebben. Over de underdog die ik ben. Ik ik ik, maar dan in 't klein klein klein.Want ik ik ik ben maar klein klein klein. En ook heel ons-kent-ons. Zo veilig. Maar hou het stil.
Ambitie heb ik niet. Tenzij me dat goed uitkomt. Dan zal ik twee minuten ambitie tonen en me daarna weer met m'n teddybeer in een hoekje van de kale kamer verschuilen. En huilen. Omdat ik het kan. En omdat mijn vrienden me erom appreciëren. Zij noemen het zelfs een talent.
Ik ben iemand die niet met deze wereld kan omgaan. Of dat zeg ik toch en dat maak ik mezelf wijs. In werkelijkheid lijd ik bijna probleemloos een veilig burgerbestaan. Waar ik met niemand over praat. Over die discrepantie tussen mijn imaginair lijden en mijn doorsnee burgerbestaan. Als je iets van mij kan zeggen, is het wel dat ik van twee walletjes eet. Als je nog iets van mij kan zeggen dan is het dat ik de confrontatie altijd uit de weg ga. Maar hou het stil. Straks is er nog een onverlaat die me alsnog wil confronteren met wat hij 'de waarheid over mij' zal noemen. Gelukkig bloedt mijn neus nu al. Een automatisme, zo je wil.
Heb ik het al over mijn moeder, mama, gehad en de grote rol die zij in m'n leven speelt? Laat ik dat misschien, eventueel, waarschijnlijk niet, want tenslotte toch niet zo heel belangrijk maar voor een volgende keer voorbehouden. Want ik ben toch maar ik ik ik en ik ben toch maar klein klein klein, en teveel praten moet ik niet want dat doet toch zo'n pijn pijn pijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten