donderdag 14 december 2017

Geert in Weert

Geert Van Istendael verhuist naar Sint-Joris-Weert. Ik spitste wel even mijn oren toen ik hem dat in ‘Winteruur’ hoorde zeggen. Niet zozeer omwille van het feit dat Van Istendael helemaal vergroeid leek met zijn geliefde stad Brussel, een stad waaruit hij nooit weg zou trekken, zo dachten waarschijnlijk velen, maar wel omdat Sint-Joris-Weert het dorp is waarin ik ben opgegroeid en waarin ik tot mijn twintigste heb gewoond. Je hoort er ook nooit maar dan ook nooit over praten in de media. Dus als dan plots die naam valt, luister ik nieuwsgierig.
“Een dorpje op de taalgrens.” “Ten zuiden van Leuven.” “Het platteland.” Behalve de mensen die er zijn opgegroeid, die er niet ver vandaan wonen of die met de jeugdbeweging weleens aan De Kluis hebben gekampeerd is er geen hond die weet waar het slaapdorp Sint-Joris-Weert, deelgemeente van Oud-Heverlee, ligt. Sint-Joris-Weert mag alleszins niet verward worden met Sint-Joris-Winge. De twee liggen niet eens bij elkaar in de buurt. Ook in een interview met Bruzz gaf Van Istendael wat uitleg bij zijn verhuis. Het was klaarblijkelijk de wens van zijn vrouw om in het dorpje (of misschien gewoon 'ergens op het platteland’) te gaan wonen. Zelf leek het hem niet zoveel te kunnen schelen. Dat verbaasde me natuurlijk niet echt. Wat kan de onderkoelde Van Istendael wél schelen of enthousiasmeren, eigenlijk? Wel, waarschijnlijk veel meer dan ik vermoed; ik ken die mens toch helemaal niet. Maar dat doet er hier niet toe.
In plaats van over de hoofdstad zou hij na zijn verhuis misschien over de taalgrens gaan schrijven, merkte hij op. Dóén, meneer Van Istendael, dacht ik meteen. Dat zou me interesseren, lectuur over de taalgrens ter hoogte van Sint-Joris-Weert en omstreken. Daar bestaat bij mijn weten nog heel weinig literatuur over. Pascal Verbeken, chroniqueur van het volgens hem verdwijnende land België, heeft het kort over Sint-Joris-Weert in zijn boek ‘Grand Central Belge’, maar voorts ben ik de naam nooit ergens tegengekomen. Over de geschiedenis van het dorp weet ik dankzij Verbeken dat heel wat inwoners tot in de jaren zestig naar Wallonië pendelden om er als arbeider te werken, maar dat is het dan wel zo’n beetje. Dat Sint-Joris-Weert de laatste decennia is volgebouwd, hoef ik niet in een boek te lezen, dat heb ik zelf beetje bij beetje zien gebeuren. Op een veldje naast de kerk waar vroeger schapen stonden, staan nu bijvoorbeeld vier spuuglelijke woonblokken. Ik kan daar nog triest van worden wanneer ik aan de kerk op de bus naar Leuven sta te wachten.
Van de taalgrens is in Sint-Joris-Weert trouwens maar weinig te merken. Bij de bakker of in de Proxy Delhaize, die voorheen de Spar en dáárvoor de Supra heette, hoor je weleens Frans spreken en bij de tandarts zag ik laatst folders liggen van een traiteur uit Hamme-Mille. ‘t Is weer die tijd van het jaar, vandaar. Maar verder, nee, nauwelijks interactie tussen Vlamingen en Walen ter hoogte van het dorp waarin ik ben opgegroeid. Vanuit Sint-Joris-Weert is bijna iedereen op Leuven georiënteerd, terwijl Waver niet eens zoveel verder ligt. Enkelingen verkiezen het toch verder gelegen Overijse als plaats om hun kinderen naar school te sturen. In tegenstelling tot Leuven is Overijse immers geen oord van verderf, zo redeneren sommigen van hen, naar ik tot mijn jolijt vernam.
En over een oord van verderf gesproken: nu ik eraan denk herinner ik me dat ik in de lagere school toch met een paar uit Wallonië afkomstige kindjes in de klas heb gezeten. Een van hen was zelfs een vriendje van mij. Deze jongen woonde in Nethen met zijn Vlaamse moeder en Waalse vader. Een ander kindje kwam vanuit het verderop gelegen Florival naar school in Sint-Joris-Weert. Nu ik erover nadenk had ik misschien wel in Florival naar school willen gaan. Of misschien ook niet.
Ik vraag me af of Geert Van Istendael zich in de straten van Sint-Joris-Weert zal vertonen. Zou hij misschien een hond hebben die hij tweemaal per dag moet uitlaten? Waar gaat hij trouwens wonen? In Bovenweert of in Nederweert? (Dat is iets heel grappig. Sint-Joris-Weert wordt zogezegd in tweeën verdeeld door de spoorlijn Leuven-Ottignies. Op de Wikipediapagina over Sint-Joris-Weert kan je daar meer over lezen. Nederweert heet daar het ‘economisch centrum’ van het dorp te zijn. Bovenweert is wat meer ruraal. Ik woonde zelf in Bovenweert en als ik naar de Proxy Delhaize, naar de bakker of naar het postkantoor ging, ging ik “helemaal naar Nederweert”. Naar vijandelijk gebied, als het ware. In de praktijk heeft echter niemand het over een Sint-Joris-Weert dat uit twee delen bestaat.)
Ik verwacht Van Istendael eerder in ons rustige Meerdaalwoud of misschien wel in de Doode Bemde, dan in de dorpskern. Sint-Joris-Weert is omgeven door natuur. Daarom, en omdat het op een boogscheut van Leuven ligt, zijn de huizen er ondertussen peperduur. Zou Geert Van Istendael er warmpjes inzitten?
Zou Geert Van Istendael - een schrijver!? uit Brussel!? - over de tongen gaan in het kleinburgerlijke roddelcircuit van Sint-Joris-Weert?
En oh, by the way, wie denkt dat Van Istendael de eerste BV is die in mijn dorp van oorsprong komt wonen is eraan voor de moeite. Herwig Van Hove woont er ook, en al heel lang zelfs. Niemand heeft hem er ooit gespot, maar hij woont er echt. En ik weet zelfs waar. Ooit ging ik met twee andere kinderen Driekoningen zingen - wordt dat nog gedaan? - en belde ik bij hem aan. Een vrouw deed open en gaf ons wat Belgische Franken - twintig of misschien zelfs vijftig (een andere man gaf ons die dag tot mijn grote verbazing een briefje van 100, stel je voor). Bij die gelegenheid, bij de voordeur van Herwig Van Hove, was er helaas geen spoor van de kok, die destijds, halverwege de jaren 90, nog dagelijks op tv te zien was in ‘1000 seconden’, met de geweldige Félicé. Moge die man in vrede rusten. Of misschien was het maar beter zo, dat het Van Hove niet was die de deur open deed. De man leek op tv steevast slechtgehumeurd. Ik herinner me dat ik daadwerkelijk nerveus was om bij hem aan te bellen. Nu krijgen we (of ‘ze’ - ik woon er niet meer) met Geert Van Istendael een tweede ‘karakterke’ te verduren in Sint-Joris-Weert. Waar heeft het onschuldige dorp dat toch aan verdiend?
Courage, Sint-Joris-Weertenaars! Het komt wel goed.

Geen opmerkingen: