dinsdag 31 juli 2018

Lijden

Hoewel hij daaronder lijdt, is er weinig zo aantrekkelijk voor een mens als het koesteren van een negatief wereld- en mensbeeld. Voorspellen dat alles naar de kloten kost hem geen inspanning (want kijk alleen al maar eens naar hoe wij (niet) reageren op de nochtans extreem zorgwekkende klimaatverandering), maar behalve eenvoudig is het ook nogal gratuit om te beweren dat ‘het’ misgaat. Want niet alles gaat mis.
Niet alles, maar wel vanalles. Althans, dat zegt de nogal dominante pessimist in mij. En de nogal dominante pessimist in mij haalt elke dag minstens tien keer triomfantelijk zijn weinig opbeurende gelijk, hij hoeft maar naar het radionieuws te luisteren om zijn negatieve wereld- of mensbeeld veelvuldig bevestigd te zien. ‘Zie je wel’, wordt de pessimist in zijn negatieve mensbeeld bevestigd wanneer meneer x en meneer y elkaar in hun lompheid voor de zoveelste keer het leven zuur maken (en aldoende, als hen dat toevallig zo uitkomt, duizenden, miljoenen andere mensen in de ellende storten). Denk aan hoe Israël en Palestina hun situatie niet willen oplossen (terwijl dat mits wat ‘politieke moed’ toch echt zou moeten lukken (want óóit moet het er toch eens van komen, of niet?)) of denk aan hoe de gemiddelde Europeaan een vluchteling liever laat creperen dan hem te helpen (dat is de vreselijke waarheid - ja, echt waar! - die wij - nog erger! - al lang niet meer vreselijk vinden). Denk ook maar aan een fenomeen zoals Not In My Backyard (NIMBY): een mens zal, zo zegt toch de pessimist, tot het uiterste gaan om zijn persoonlijk belang boven het maatschappelijke belang te stellen. Dat laatste is nu eenmaal een dagelijks in het nieuws terugkerend fenomeen dat zich voordoet in oneindig veel varianten. Jammer genoeg zijn het met name ook politici die een patent lijken te hebben - of gewoon: hebben - op het eigen belang eerst-fenomeen. Zo weet de cynicus. Het kan echt heel eenvoudig worden aangetoond dat politici wereldwijd veel vaker hun eigen belangen verdedigen dan die van de mensen door wie zij (in een aantal gevallen) zijn verkozen. (In dat opzicht heb ik trouwens oprechte bewondering voor rechtschapen politici (en die bestaan - we moeten hen beschermen zoals we de bijen en de witte neushoorn moeten beschermen).)
Hoe dan ook, al lijdt hij er dan zelf onder, er is weinig zo gemakkelijk voor een mens als het koesteren van een negatief wereld- en mensbeeld. Het is wel belangrijk om hierbij op te merken dat de mens waarvan sprake wel degelijk lijdt, dat hij wel degelijk gebukt gaat onder al datgene dat hij om zich heen ziet gebeuren, al datgene dat hij ziet ‘misgaan’. Deze lijdende mens weet, al dan niet, dat zijn lijden op geen enkele manier constructief is, dat het zijn leven uitsluitend compliceert, maar helaas ondervindt hij de grootste moeilijkheden om zijn leed van zich af te schudden. Als hij dat al probeert, tenminste. Want in feite - en hij kan daar hevig van schrikken - moet hij in sommige gevallen vaststellen dat hij eigenlijk, als hij heel eerlijk is, zelfs niet bereid is om zijn lijden op te geven. De lijdende mens is in vele gevallen immers verslaafd aan die vele kleine momentjes waarop hij zijn grote gelijk haalt en waarop hij kan zeggen “zie je wel, ik had het voorspeld, het loopt slecht af”. Als deze lijdende mens heel eerlijk is, zal hij moeten toegeven dat hij zijn leed zelfs niet zou kunnen missen, dat hij zijn leed niet - nooit! - zou willen inruilen voor een onnozel ‘joie de vivre’ dat hem banaal of zelfs volslagen idioot lijkt (want kijk toch eens even met een nuchtere blik naar de staat van de wereld, alstublieft! Trump! Francken! Zuckerberg! Need I say more?).
Zelf koester ik mijn leed ook. Zonder mijn leed zou ik waarschijnlijk niet kunnen schrijven, ik zou waarschijnlijk niet kunnen creëren, niet kunnen scheppen; ik zou geen smoel, geen identiteit, geen eigenheid hebben. Zonder mijn leed zou ik oninteressanter zijn dan ik nu ben. Gesteld dat ik hield van het leven dan zou ik er ook aan deelnemen (en zelfs nu verlang ik daar soms naar), dan zou ik niet spotten met YOLO en FOMO en dan zou ik de blogger die ik nu ben een schouderklopje geven, zo van “stil maar, Alexandertje, hou het nog wat vol, jongen, met wat geluk duurt jouw leventje, waar je zo weinig van houdt, nog slechts een jaar of vijftig, bijt nog even op je tandjes”.
En ook nog dit over leed: volgens mij wil de lijdende mens zijn leed (of hij zich daar nu bewust van is of niet) in zijn omgeving weerspiegeld zien. Of het is omgekeerd: hij wil het liefst zo weinig mogelijk ‘gelukkige’ mensen zien. De gelukkige mens vormt voor de lijdende mens namelijk een rechtstreekse bedreiging. Het wereldbeeld van de lijdende mens wordt niet bevestigd door de gelukkige mens, want deze lijkt immers zonder veel boe of bah aan te geven dat het ‘ook anders kan’, dat het wereld- en mensbeeld van de lijdende mens slechts één mogelijk wereld- en mensbeeld is en dat er daarnaast andere wereld- en mensbeelden kunnen bestaan die even legitiem zijn - en precies dát, de idee van een alternatief wereld- en mensbeeld dat even legitiem is als het zijne, kan vreselijke ergernis opwekken bij de lijdende mens. Want daarmee weet de lijdende mens zich geen raad, daar loopt hij de muren van op en raakt hij mateloos door gefrustreerd. Hoe kan zo’n ‘gelukkige’ persoon nu in alle ernst een dergelijk positief wereldbeeld hebben of zelfs propageren? Is hij dom, naïef of maakt hij zichzelf iets wijs? Probeert hij mij, de verfoeilijke zwartkijker, op de zenuwen te werken of mij belachelijk te maken? Denkt hij bij zichzelf (of wéét hij) dat ik er niks van begrijp? Begrijp ik er misschien inderdaad niks van? Lijd ik omdat ik te dom ben om in te zien dat het leven een fantastische concept is en dat mensen de meest prachtige wezens zijn? Is de manier waarop wij met vluchtelingen omgaan misschien iets dat de negatieveling veel te veel dramatiseert? Is het leed dat voortkomt uit de confrontatie met de ‘gelukkige mens’ nog hetzelfde leed als het wereldleed waar ik me zo graag in wentel of is dit een ander leed, een échter leed? Is dit het leed van de strijd die ik als individu met een slap karakter oneervol verlies tegen de gelukkige mens? Ben ik een onmens omdat ik de gelukkige mens zijn geluk niet gun, omdat ik zijn enthousiasme en levensvreugde nauwelijks kan verdragen? Ga ik werkelijk een mens bestrijden die ‘gewoon’ tevreden, gelukkig, content is?
Oh, wat een confronterende gedachten heb ik plots. Ik kan er maar beter meteen over ophouden. Ik lijk wel Raskolnikow.

Geen opmerkingen: