vrijdag 16 februari 2018

Bruxelles, ma belle

Mijn Poolse vriend Michal is niet het type dat een blad voor de mond neemt. Zijn oordeel kan keihard zijn, maar hij weet altijd waarover hij spreekt.
“Ik heb voor mijn werk al heel Europa doorkruist”, zei hij toen we afgelopen vrijdag op de trein van Leuven naar Gent zaten om er het Lichtfestival te bezoeken, “maar ik ben in al die tijd nog geen stad tegengekomen waarover ik mij meer zorgen maak dan Brussel.”
We waren net het Brussels Hoofdstedelijk Gewest binnengereden en keken naar de groezelige straten van Schaarbeek, achter het Noordstation. Veel verval. Veel leegstand. Veel betekenisloze graffiti op de muren. Woorden met vulgaire betekenissen, geschreven door mensen die blijkbaar niet kunnen spellen. Michal vond het niet om aan te zien. En ik evenmin, om eerlijk te zijn.
“Wie zijn de mensen die daarin willen of moeten leven, vraag ik me vaak af, als ik al die lelijke huizen bekijk”, stak Michal van wal. “Dat kan toch niet erg opbeurend zijn. Waarom blijven ze daar wonen? Waarom ondernemen ze er niets tegen? Als ik bepaalde wijken van deze stad bekijk, rijst bij mij het vermoeden dat de Brusselaars het met z’n allen hebben opgegeven. Of het zou moeten zijn dat ze geen respect hebben voor hun eigen woonomgeving. Zo verloederd zijn sommige wijken. Verkeert Brussel soms in crisis? De politieke situatie in dit land moet je mij niet opnieuw uitleggen, daar begrijp ik toch niks van, maar wordt de hoofdstad überhaupt door iemand bestuurd? I mean, dude.. Moet je die vuiligheid zien.” Michal maakte een weids gebaar richting de hoerenbuurt en de omgeving van het Liedtsplein, straten die inderdaad geen erg gezellige aanblik bieden. In een berm langs de spoorweg zagen we rommel liggen die rechtstreeks uit een bruine vuilniszak leek te komen. Voedselverpakkingen, lege blikjes, plastieken flessen, en ga zo maar door. “Symptomatisch voor deze stad, krijg ik steeds meer de indruk”, zei Michal. “Seriously, wie maakt hier de dienst uit? Waar blijft het protest hiertegen? Waarom vinden de Brusselaars het oké om in dergelijke smerige buurten te wonen?”
Ik heb Michal begin vorig jaar leren kennen via een Facebookgroep voor mensen die een taalbuddy zoeken in de regio rond Brussel. Hij was op zoek naar iemand die hem wat Nederlands kon bijbrengen, de belangrijkste zinnetjes, zeg maar, en hij bood van zijn kant aan om een eventuele buddy wat Pools te leren. Persoonlijk was ik er niet speciaal op uit om mijn kennis van het Pools bij te schaven (behalve ‘dzjen dobre’ kan ik nog steeds geen woord zeggen in die taal, waarin er woorden bestaan met niet minder dan vijf opeenvolgende medeklinkers; denk maar aan de roemruchte rodebietensoep, barszcz), maar het leek me wel interessant om een Pool te leren kennen die voor zijn job als junior consultant management innovator bij een multinational het hele continent afreist. Michal, 34 jaar, had zich sinds kort in Brussel gevestigd (vooral omwille van de centrale ligging in Europa) en was er zich perfect van bewust dat hij helemaal geen kennis van het Nederlands zou nodig hebben om er te kunnen overleven. Hij wilde alleen maar wat Nederlands leren uit curiositeit, zei hij. In Polen had hij op school veel Duits gehad en aangezien Nederlands daar wat op gelijkt.. Intussen heeft hij zijn poging om wat Nederlands te leren al lang opgegeven. Geen tijd voor, zegt hij, maar in feite is hij gewoon te lui. Als we elkaar nu ontmoeten, spreken we uitsluitend Engels.
Michal woont intussen bijna een jaar in Brussel, vlakbij het Flageyplein, en in die tijd heeft hij van de gelegenheid gebruik gemaakt om de stad te verkennen. Bepaalde stadsdelen geeft hij het voordeel van de twijfel, de vijvers van Elsene vindt hij mooi, maar over het algemeen is hij heel hard voor Brussel. Brussel is, volgens hem, een en al vergane glorie. Vrijdag in de trein ging hij daar weer maar eens op door.
“It’s a shame, you know. Brussel staat vol prachtige panden, maar kijk toch eens naar wat daar tegenwoordig mee wordt gedaan. Overal in Brussel zie je bijvoorbeeld diezelfde, inspiratieloze Lyca Mobilewinkeltjes, uitgebaat door onvriendelijke Arabieren zonder commerciële skills whatsoever. Come on, wie bedenkt zoiets? In een stad als Brussel, de hoofdstad van Europa? Slechte reclame, if you ask me. Het geeft zo’n ontzettend luie en goedkope aanblik. Of neem de voetpaden in deze stad. Die liggen er nu eens nooit proper bij. Alsof niemand er een fuck om geeft. Er zijn wijken in Brussel waar er in elke straat wel ergens een meubel op de stoep staat. En niet voor een uurtje, nee, het duurt hier soms drie fucking dagen voor zo’n meubel wordt weggehaald.”
Michal groeide op in Lublin, een universiteitsstad in het oosten van Polen, niet zo ver van de grens met Oekraïne. Lublin telt ruim 350.000 inwoners, waarvan er nog een heel deel in het soort lelijke, grijze blokken woont waarvoor het communistische systeem onder andere bekend stond. Mistroostige, uniforme woontorens, steeds een eind buiten het stadscentrum gelegen, ver genoeg alleszins van de schitterende binnenstad, die met haar statige, veelkleurige panden en haar pittoreske pleinen dag en nacht van de weinig oogverblindende buitenwijken verschilt. Michal is zelf in zo’n buitenwijk opgegroeid en is heel gevoelig voor stadsontwikkeling en alles wat daarmee te maken heeft. Als jongen vernam hij nauwelijks iets over Europa, maar de steden waren er prachtig, ongezellige woontorens bestonden er niet en iedereen was er gelukkig. Dat wist hij wél. Lelijkheid en verloedering, nee, dat kwam in landen als Frankrijk, België of (West-)Duitsland niet voor.
Intussen weet hij natuurlijk beter. Lang niet alles, láng niet alles, aan het westen is rozengeur en maneschijn. Maar wat hij in Brussel ziet, zo zegt hij, kan er bij hem echt niet in. “Misschien bestaat er een mentaliteitsverschil tussen Polen en Belgen”, ging hij door. “Je moet weten, wij Polen zijn een heel trots volk. Wij houden van ons land en zijn fier op onze steden die bekend staan om hun mooie pleinen. In het westen wordt heel erg op ons communistische verleden en op onze corrupte politici gefocust en jullie gooien graag alles op één hoop, alsof Polen en bij uitbreiding de voormalige Sovjet-Unie uitsluitend uit lelijke woonblokken bestaat. Maar dat klopt dus voor geen meter. And I’ll tell you this, anders dan wat ik in Brussel zie, hielden wij in Lublin de straten in de omgeving van onze blokken wél schoon. Wij hadden een fierheid die ik bij de Brusselaars zo op het eerste zicht niet terugvindt. En dat begrijp ik niet. Waarom komen de inwoners van een gemeente als Schaarbeek niet in opstand tegen die verloedering? Waarom eisen ze niet het recht op om in nette straten te wonen waar er niet om de drie meter een lege snoepverpakking op de grond ligt? Waarom nemen de mensen hier genoegen met glorie in verval? Why? Mijn gok? ‘Cause they don’t give a shit. Ze geven niks om deze stad, omdat ze voelen dat jullie politici niets om Brussel geven. Geen wonder toch dat jongeren hier gefrustreerd raken?”
Michal was op dreef en eens hij op dreef is, laat hij zich nauwelijks nog onderbreken, zo ken ik hem intussen. Ik moet wel toegeven dat ik het in grote lijnen met hem eens was. Brussel is inderdaad geen erg mooie stad. Maar wat ik persoonlijk nog erger vind, is dat je in Brussel nauwelijks nog een plaats vindt waar je zuivere lucht kan inademen. Het vele verkeer heeft ervoor gezorgd dat de stad bijna overal naar uitlaatgas stinkt. Als er één plaats is waar we in de nabije toekomst aan de mondmaskertjes gaan..
Maar als buitenstaander die de Belgische context amper kent, kan Michal wel vrij onbevooroordeeld zijn mening geven, zonder meteen partij te kiezen voor ofwel de vele Belgen uit ‘de provincie’ die uit Brussel wegblijven omdat ze er niet op hun gemak zijn, ofwel voor de hoogopgeleide, veelal links georiënteerde bobo’s in de dop die, vooral via de sociale media, nooit genoeg kunnen benadrukken hoeveel ze wel niet van Brussel houden, al zijn ze dan met z’n allen wel gewoon opgegroeid in de geborgenheid van een veilig Vlaams dorp om daar ook bijna allemaal op latere leeftijd naar terug te keren.
Op die categorie Brusselaars heeft Michal het bepaald niet begrepen. “Er zijn er blijkbaar heel wat van jullie, Belgen, die precies de vergane glorie van Brussel charmant blijken te vinden. De charme van Brussel noemen jullie dat toch, de manier waarop bijna niks aan deze stad ooit echt in orde is? Ridiculous. Tell me, wat is er zo charmant aan een metrostation dat dag na dag naar urine stinkt? Wat is er zo fijn aan een groepje jongeren dat ostentatief zijn sigarettenpeuken op het trottoir gooit omdat het lak heeft aan elke vorm van burgerzin? En, by the way, waarom wordt er nooit eens aan mensen uit de allochtone gemeenschap in Brussel gevraagd of zij Brussel ook zo charmant en mooi vinden? De meeste allochtonen in deze stad denken helemaal niet in dergelijke Sint-Kathelijne- of Dansaert-termen, you know, en ze zitten al helemaal niet in Facebookgroepen als ‘I Love Brussels’. You wanna know why? ‘Cause they don’t give a fuck, dude. Ze willen gewoon een toekomst en die kan deze stad, of de voor deze stad verantwoordelijke politici, hen blijkbaar niet bieden. And the Dansaert people, come on, daar spuwen die jongeren op. Dat zijn toeristen, die koffiedrinkers. Dat zijn geen Brusselaars.”
Michal was zodanig in zijn betoog opgegaan dat we intussen Brussel-Noord, Brussel-Centraal én Brussel-Zuid waren gepasseerd. Pas ter hoogte van Groot-Bijgaarden kwam hij enigszins tot bedaren. “Wauw, zie je dat? Het is hier proper, man. Waar zijn we? Groot-Bijgaarden? Don’t know the place, maar je ziet, hier is het wél in orde. Kijk door het raam. Geen vuilnis in de berm, geen hopeloze verloedering. Mij hoor je niet zeggen dat de straten in Brussel er allemaal net zo moeten bijliggen als hier, maar een beetje meer in deze richting evolueren, zou niet verkeerd zijn, right? Het zou de sfeer in de stad wel ten goede komen. Een mens kan maar goed in zijn vel zitten als zijn woonomgeving er ook een beetje goed uitziet.”
We kwamen aan in Gent en bewandelden de route van het Lichtfestival. Het was een erg koude maar gezellige avond. Toen we weer terug in het Gent-Sint-Pietersstation arriveerden, dronken we in de Starbucks nog een White Chocolat Coffee (of wat de naam van het ding ook mag zijn; het is alleszins iets met witte chocolade). Superlekker was die, echt een aanrader. Ik had er gerust nog een tweede kunnen achteroverslaan, ware het niet dat Starbucks zo waanzinnig duur is en ik niet veel zin had om nog eens zes euro voor of all things een kop koffie neer te tellen. Maar als je dus zelf nog eens in het station van Gent bent, passeer er dan zeker langs de Starbucks. White Chocolat Coffee, echt zwaar de moeite. En geef Brussel gerust eens een kans. Michal overdreef misschien een klein beetje. Hoewel toch niet heel veel.

Geen opmerkingen: