donderdag 1 februari 2018

Ik zag een mooie vrouw

Het klinkt misschien gek als ik het zo zeg, maar ik bedacht me dat ik in vele maanden niet meer zo’n mooie vrouw had gezien als daar op dat moment. Oh, ik zie heel wat mooie vrouwen, daar niet van, maar deze vrouw vond ik echt bijzonder aantrekkelijk; ze kon wat mij betreft behoren tot de spreekwoordelijke ‘one percent’ (en dat is in geen geval seksistisch bedoeld, mocht je het misschien zo kunnen interpreteren). We stonden aan de bushalte, het regende, en ik kon mijn ogen maar moeilijk van haar afhouden. Prachtige vrouw, prachtig meisje, een jaar of 28, schatte ik haar. En ja, wat doe je dan? Daar sta je dan, aan de bushalte, naast een hele mooie vrouw, zonder de minste aanleiding om haar aan te spreken. “Hier staan we dan, te wachten op de bus...” (slaat nergens op). “Slecht weer, hé..” (eigenlijk kan je op zo’n moment maar beter nooit iets negatiefs zeggen, dat komt slecht over). “Hey..” (zomaar, op goed geluk, je ne sais quoi tot en met; net alsof je haar kent; misschien vindt ze het grappig, misschien vindt ze het eng; waarschijnlijk vindt ze het eng - niet denken in een ander zijn plaats..). “Hey, het klinkt misschien heel gek, maar jij bent de mooiste vrouw die ik in lange tijd heb gezien..” (oempff - het idee alleen al..). Het is volgens mij belangrijk dat je je even in haar situatie probeert te verplaatsen. Ze is zich ervan bewust dat ze aantrekkelijk is en ze weet uiteraard dat mannen naar haar kijken. Ze weet ook dat er mannen zijn die haar willen aanspreken en ze heeft ondervonden dat er heel wat zijn die dat ook gewoon doen. In 90% van de gevallen vindt ze dat niet fijn.
Dus ik verplaats me in haar situatie en ik weet dat ik niks mag of kan zeggen. En zelf voel ik me daar natuurlijk ook gemakkelijker bij. Maar het is wel jammer. Het is wel jammer dat het leven zo in elkaar zit dat je met bepaalde mensen jarenlang in de klas zit en dat je anderen maar heel eventjes ergens tegenkomt en zelfs geen tijd krijgt om een gesprek met hen aan te knopen. Want wat, bijvoorbeeld, als ik met haar in de klas had gezeten, of in een sportclub? Dan had ik haar op z’n minst kunnen leren kennen. Nu echter was er daartoe (volgens mij) geen enkele mogelijkheid en is ze gewoon verdwenen zoals ze gekomen is. De kans dat ik haar ooit nog tegenkom is verwaarloosbaar. En al wat mij dan nog rest, is om iets over onze niet-ontmoeting te schrijven. De niet-ontmoeting, oftewel dat onvoorspelbare mechanisme dat dag na dag onverschillig haar werk doet.

Geen opmerkingen: