vrijdag 30 maart 2018

Deel en heers

Niet alles hoeft (met een zo groot mogelijke groep mensen) gedeeld te worden. Het is niet omdat onze tijdsgeest (die, zoals waarschijnlijk elke tijdsgeest, gestuurd wordt door mensen die er geld uit kunnen slaan) ons van het tegendeel probeert te overtuigen dat wij daar ook in mee moeten gaan. Ik verlang na tien jaar sociale media naar een tijd die ik niet, of slechts enkele jaren, heb gekend. Een tijd van beslotenheid. Een tijd waarin mensen uit je leven verdwenen en je hen kon vergeten. Een tijd waarin profielfoto’s niet bestonden, waarin mij geen virtuele vriendschappen werden gesuggereerd en waarin ik niet ongewild de trouwfoto’s van deze of gene kennis te zien kreeg. Ik verlang naar een nog enigszins ‘normale’, rustige, tijd (maar weet natuurlijk heel goed dat die niet zal terugkeren; al kies ik er zelf wel voor om aan een heel rustig tempo te leven).
Mijn moeder vertelt weleens dat ze een oud-klasgenoot tegengekwam op, pakweg, de parking van de Colruyt of ergens in een brasserie. “Amai, die was veranderd. Ik had die zeker al dertig jaar niet meer gezien.” En nu weet ik: dat wil ik ook. Er zijn echt veel mensen die ik graag dertig jaar niet meer zou willen zien. En dat zijn niet eens noodzakelijk mensen die ik helemaal niet ‘like’. Het kan eenvoudigweg om mensen gaan met wie ik gewoon nooit iets heb gehad. Geen band, geen verstandhouding, nee, enkel de neutrale, eerder ongeïnteresseerde, gemeenschappelijke vaststelling dat we toevallig deel uitmaakten van elkaars leefomgeving (omdat we met elkaar in de klas, in een sportclub, eenmalig op café.. zaten).
Als ik erover nadenk is er in mijn leven eigenlijk geen enkel moment geweest waarop ik echt de kans heb gekregen om mensen die eventjes van mijn leefomgeving deel uitmaakten te vergeten. In 2001 (ik was toen 14) haalden wij voor het eerst een computer in huis en al gauw installeerden wij daarop het intussen legendarische MSN (anders was je niet méé). Ik was de laatste in mijn klas om ‘online’ te gaan. Ik werd op MSN bevriend met bijna al mijn toenmalige klasgenoten, ook met diegenen met wie ik op school nooit sprak. Dat laatste hield in dat ik niet enkel op school, maar nu ook daarbuiten met het bestaan van persoon x of y werd geconfronteerd. Maar in dit pre-Facebooktijdperk was er van een wall, statussen, foto’s of video’s (goddank) nog geen sprake. Het bleef bij chatten. Was iemands icoontje groen, dan was hij online. Was iemand icoontje rood, dan was hij offline. De chatbox van Facebook werkt ook nog een beetje zo, maar mist totaal de charme van het primitieve MSN. MSN was niets anders dan een chatbox en meer hadden wij tot en met 2007 niet nodig. Maar in 2008 begon Facebook zijn ingang te vinden op onze computers (voor het merendeel desktops, toen nog). Eerst nog met onnozele kwisjes, later met alles wat we nu kennen. En aanvankelijk realiseerde ik me niet dat ik aan een medium met statussen en onnozele kwisjes geen behoefte had - aanvankelijk vond ik dat leuk omdat het nieuw en ‘grensverleggend’ was (en omdat ik me interessant kon maken) - maar nu, na tien jaar pathetisch gebedel om aandacht en appreciatie, besef ik heel duidelijk dat het wat mij betreft bij MSN had mogen blijven.
In zekere zin - en dit klinkt hoogdravend, maar ik meen het - heeft de opkomst van Facebook een einde gemaakt aan mijn vooruitgangsgeloof - een begrip waar heden ten dage terecht veel om te doen is. Dit decennium, dat stilaan zijn einde nadert, is er welbeschouwd en ondanks de vele technologische ditjes en datjes een van sociale onduidelijkheid en zelfs vermoeidheid geworden. Sociale media schoten als paddenstoelen uit de grond, schijnbaar met als doel om bruggen te slaan tussen mensen of om verbondenheid te creëren, maar ik geloof dat we ondertussen kunnen stellen dat het een beetje anders is uitgedraaid. Evenveel als verbondenheid hebben we in de voorbije tien jaar isolement gekregen. En meer dan bruggen hebben we diepe kloven gekregen. Al wás er natuurlijk ook wel verbondenheid. Je suis Charlie, MeToo,.. Ze zullen nooit meer vergeten worden (al moeten we afwachten wat ze echt waard zullen blijken te zijn). Toch is verbondenheid in mijn ogen geen gevoel dat je ervaart wanneer je in je eentje achter je computer zit. Verbondenheid is samen de straat op gaan, in real life gesprekken voeren (wat ook nog wel gebeurt, zij het iets minder makkelijk).
Ik heb doorheen de afgelopen tien jaar op z’n minst 200 Facebookvrienden ‘ontvriend’ in een poging om hen te vergeten. Het ging veelal om mensen met wie ik (ook via Facebook) nooit echt contact had. Is het me gelukt om deze mensen te vergeten? Ja en nee. Ja omdat ik niet dagelijks meer aan hun bestaan word herinnerd, maar nee omdat Facebook mijn brein veranderd heeft en ik af en toe onwillekeurig nog eens moet denken aan hoe het nog met die of die zou gaan, in het besef dat ze slechts een muisklik van mij verwijderd zijn. Ik heb Facebookvrienden met wie ik geen contact (meer) heb, maar aan wie ik goede herinneringen bewaar (uit het echte leven - het leven waarbij je elkaar fysiek kan aanraken, zeg maar). Die mensen mogen blijven. Ik heb een Facebookvriend die ik nooit heb ontmoet maar die mij amuseert met zijn posts. Die mag ook blijven. Dan zijn er ook nog wat mensen die weleens iets posten dat mij interesseert. Die mogen ook blijven. En verder koester ik de Facebookvrienden met wie ik van tijd tot tijd eens chat. Dit zijn de mensen met wie ik ook weleens een koffie ga drinken.
(Ik ben met dit gekriebel totaal afgeweken van datgene waarover ik het aanvankelijk wilde hebben. Ik wilde zeggen dat ik het recht opeis om iets te creëren (in mijn geval tekst) dat, hoewel ik het online zet, niet voor de buitenwereld bedoeld is. Jonge mensen lijken vandaag met hun online activiteit de hele wereld te willen bereiken in de hoop om naam te maken, geapprecieerd of zelfs ‘gevierd’ te worden. Ik streef naar het tegendeel. Begin deze maand heb ik gemerkt dat zelfs maar de idee dat ‘iemand met een netwerk’ mij zou oppikken mij al de goesting ontneemt om nog te schrijven.)
(Enzovoort. Enozoverder.)
(Ik heb (soms) de indruk dat we met z’n allen genoeg hebben gepalaverd en dat er niks meer gezegd kan worden dat nooit eerder gezegd is geweest. Ook heb ik de indruk dat we dat met z’n (westerse) allen wel beseffen, maar dat we niet meer anders kunnen, dat we ‘vastzitten’ in de tijd. De toekomst was passé, dit moest de tijd van het nu worden. Maar het nu op zich biedt geen perspectief, het nu op zich biedt geen hoop, het kan niet op zichzelf staan, zonder context. Dus in dat nu ‘weten wij het niet goed meer’ - wij twijfelen. Niet woorden maar daadkracht zal een (nieuwe) toekomst creëren. Beslissingen. Pijnlijke, als het moet. Knopen doorhakken. Schoon schip maken. Ageren.)
...

Geen opmerkingen: