donderdag 15 maart 2018

Over eenzaamheid

In het Verenigd Koninkrijk heeft men tegenwoordig een staatssecretaris voor Eenzaamheid. Oude maar ook jonge mensen geven aan zich geregeld eenzaam te voelen. Men treft bejaarden aan die al enkele weken dood in hun living liggen zonder dat iemand dat heeft opgemerkt. Er wordt gesproken van een eenzaamheidsepidemie. Het lijkt me zeker geen onverstandig idee dat een politicus zich hiermee gaat bezighouden. Eenzaamheid schijnt nog steeds taboe te zijn en daar moet verandering in komen, want iemand die zich eenzaam voelt, hoeft zich daar niet voor te schamen.
Ook in België zijn er heel veel mensen die zich geregeld eenzaam voelen. Net als in het Verenigd Koninkrijk gaat het vooral om ouderen en jongeren. Ouderen zijn vergeten/verwaarloosd door de maatschappij (en in bepaalde gevallen (zie: commerciële rusthuizen) door hun kinderen), jongeren zijn voortdurend aan het communiceren met hun vrienden, maar ze doen dat meestal zonder menden in de buurt (of met hun koptelefoon op) en de contacten zijn oppervlakkig. Wat ze écht zouden willen vertellen, kunnen ze via de sociale media aan hun vrienden niet gemakkelijk kwijt. En tegenwoordig is het offlinecontact vaak beperkter dan het onlinecontact. Zo komt het er niet zo snel meer van om diepgaande gesprekken te voeren over thema’s die ertoe doen.
Ik weet zelf ook wat eenzaamheid is. Ik heb me vaak eenzaam gevoeld, al sinds ik me van die notie bewust werd. Ik had vrienden, goede vrienden, maar ze waren vaak net ‘ergens anders’ op de momenten waarop ik ze nodig had. De momenten waarop ik nood had aan hun gezelschap waren niet te tellen, maar net op die momenten waren ze vaak onbereikbaar of niet beschikbaar. Dat kon ik hen in de meeste gevallen niet kwalijk nemen, ik ben nu eenmaal iemand die veel aandacht nodig heeft en ik moet begrijpen dat ik die aandacht niet altijd kan krijgen, dat ik soms zelf naar oplossingen moet zoeken om mijn noden te bevredigen. Toch stootte het me geregeld tegen de borst, zeg maar tussen mijn zestiende en mijn twintigste, dat ik in de meerderheid van de gevallen zélf contact moest opnemen met mijn vrienden omdat zij het zelf niet snel (‘nooit’) zouden doen. Tot op de dag van vandaag stel ik vast dat ik nog steeds in de meerderheid van de gevallen zelf contact moet opnemen met vrienden. Nochtans geeft geen van deze mensen aan liever niet meer met mij te maken te willen hebben. Alleen, veel van hen zijn minder gemakkelijk dan ik geneigd om zelf contact op te nemen. Waar ze zich dan wel voortdurend mee bezighouden, is mij steeds minder een zorg. Maar vroeger ‘stak’ dat. Ik las een dagboek uit 2004 terug waarin ik mijn ongenoegen uit over het feit dat ik gedurende de zomervakantie al twee weken niks meer van x of y had gehoord. “Deze keer neem ik níét het contact op.” Uiteindelijk deed ik het dan toch.
Maar de eenzaamheid uit mijn tienerjaren was niet bijzonder fundamenteel. Ik had verschillende vrienden die gewoon niet zo vaak mijn aandacht nodig hadden als ik de hunne. Het lag dus volledig aan mij. De eenzaamheid die ik tijdens bepaalde periodes in de voorbije tien jaar heb gevoeld, was daarmee vergeleken veel heftiger. Tijdens lange periodes van werkloosheid heb ik me oneindig veel eenzamer gevoeld dan in mijn tienerjaren. Ik voelde me bijvoorbeeld heel eenzaam op zomaar een willekeurige dinsdag ergens in 2014, zomaar een willekeurige dag waarop ik voor niets of niemand uit mijn bed moest komen, bij gebrek aan een job. Ik zocht werk, maar dat was geen 9 to 5-activiteit. Ik kon ermee bezig zijn wanneer ik er zin in had, en veel meer dan enkele uren per week nam die activiteit niet in beslag. Het aantal vacatures waarvoor ik in aanmerking kwam, was tenslotte vrij beperkt en eens ik die gevonden had en ervoor gesolliciteerd had (laat ik zeggen dat ik daar een uur of zes per week mee bezig was), zat het werk er wel zo’n beetje op. Ik had geen concrete structuur in mijn dagen - ik zat vaker naar vacatures te zoeken rond bedtijd dan om twee uur in de namiddag - en bijgevolg lag ik vaak pas om drie of vier uur ‘s nachts in mijn bed en kwam ik er pas tegen de middag weer uit. De indruk dat niemand mij nodig had (op een werkvloer en daarbuiten) was vaak pijnlijk onprettig. Ik voelde me overbodig en mislukt. En met die gevoelens voelde ik me best eenzaam. Mensen houden immers niet van gesprekken over vervelende situaties. Mensen willen liever niet horen dat je geen job hebt, want als je hen dat vertelt, zijn ze min of meer verplicht om een volgende vraag te stellen (iets waar veel mensen niet van houden vanwege een gebrek aan werkelijke interesse voor andermans dagelijkse leven). Als je mensen daarentegen vertelt dat je werkt, hoeven ze niet per se een vervolgvraag te stellen, ze halen alleen maar opgelucht adem (“oef, weer eentje minder om wie ik me pro forma zorgen moet maken”). Het is mijn ondervinding dat werkende mensen ongemakkelijk reageren wanneer je hen vertelt dat je zelf geen job hebt. Toen ik zelf werkte, verloor ook ik enigszins het besef dat er werklozen bestaan. Plots was ik zelf de hele dag bezig en dacht ik niet meer na over het feit dat er mensen waren die pas rond het middaguur uit hun bed rolden. Ik vergat hun bestaan en werd er niet noodzakelijk graag aan herinnerd (al was het maar omdat ik zelf zo lang in hun situatie had gezeten).
Maar als werkloze ben ik echt heel eenzaam geweest. En om mezelf voor verder onheil te beschermen heb ik ontzettend veel gelogen. Een tijdlang werkte ik in een callcenter en ook toen ik dat niet meer deed, bleef ik (tegen kennissen en bepaalde familieleden) zeggen dat ik in een callcenter werkte. De opluchting op hun gezicht was heel belangrijk voor mij. Ik had een zoveelste ongemakkelijke situatie weten te vermijden. Weinig is zo erg als praten met iemand die niet gelukkig is met zijn leven. Ik denk daar zelf ook zo over. In die zin heb ik bewondering voor mijn vrienden, die mij, op enkele uitzonderingen na, altijd zijn blijven steunen. Het is trouwens heel gek dat ik enkele mensen die ik nu absoluut tot mijn beste vrienden reken uitgerekend heb leren kennen in de periode dat ik me vaak heel slecht, radeloos en wanhopig voelde.
Het is ronduit tragisch dat onze maatschappij zo weinig aanvangt met werklozen. Sommigen worden blijkbaar ‘achter hun veren gezeten’, bij mij daarentegen is dat nooit het geval geweest, wat ervoor zorgde dat ik nooit in een vastomlijnde structuur belandde en maandenlang ‘van de radar kon verdwijnen’ zonder dat een of andere instantie dat zou opmerken. Niemand had mij nodig, ik werd nergens verwacht. Ik stond laat op, zwierf door de stad, at op onregelmatige uren, ging mensen uit de weg en staarde de godganse dag naar mijn computerscherm, concluderend dat iedereen altijd druk bezig was (dat iedereen ergens nódig was, dat iedereen in een structuur zat), behalve ik. Het is niet goed dat onze maatschappij sommige mensen ‘met rust laat’. Voor elke werkloze/werkzoekende zou men een bepaald aanbod klaar moeten hebben. Het is enorm belangrijk dat mensen een structuur krijgen aangeboden, als ze daar om vragen en die zelf niet vinden. Naast een gezin (met kinderen) is een job voor de volwassen mens het structuurelement bij uitstek. Of je je job nu graag doet of niet, hij zorgt er wel voor dat je ‘s morgens uit je bed komt en dat je ‘s avonds op tijd weer in je bed kruipt. Want je hebt een reden om dat te doen. Mensen zonder job hebben zoiets niet en krijgen het gevoel dat ze geen rol te spelen hebben. Als zo’n situatie te lang duurt, kan dat je welzijn ernstige schade toebrengen. Het idee van de werkloze als ‘dader’ zit stevig ingebakken in onze maatschappij en dat is afschuwelijk, want studies hebben aangetoond dat zowel de fysieke als de mentale gezondheid van werklozen slechter is dan die van werkende mensen. Ik heb de langdurige werkloosheid mentaal ontzettend zwaar gevonden. De langdurige werkloosheid heeft mij als mens veranderd en ze heeft mijn afkeer voor ‘bepaalde medemensen’, die ik als tiener al had, alleen maar groter gemaakt. (Zo ben ik ervan overtuigd dat de meerderheid van onze politici (van welke politieke kleur dan ook) even weinig in ‘de werkloze’ geïnteresseerd is als in pakweg de paralympische winterspelen. (Of het zou moeten zijn om de werkloze politiek te ‘recupereren’ - rechts (culpabiliseren) én links (beetje gratuit opvrijen).)
De afgelopen maanden stel ik vast dat ik me niet meer eenzaam voel. Op geen enkel moment. Dat ligt aan het feit dat ik tegenwoordig een kortetermijnperspectief op werk/stage heb, maar evenzeer aan het feit dat ik thuis geen internet heb. Internet (en alle communicatie die het genereert) is voor jongeren, volgens mij, de ‘eenzaamheidsmachine’ bij uitstek. Uit jarenlange ervaring weet ik dat er weinig zo treurig is als uren en dagen in je eentje naar een scherm staren en moeten vaststellen dat iedereen onder de mensen komt (welja), dat iedereen ergens ingeschakeld is, behalve jij. Facebook en andere sociale media kunnen je diep in de eenzaamheid duwen als je, zoals ik, gemakkelijk voor een dergelijk gevoel vatbaar bent. Sinds ik thuis geen internet meer heb, ben ik genoodzaakt om naar buiten te gaan, om onder de mensen te komen, om bepaalde zaken in orde te kunnen maken. Thuis voel ik me nooit meer eenzaam, omdat ik mijn hoofd niet op hol kán laten brengen door allerlei zaken die ik tot voor kort via internet te zien of te horen kreeg.
In de situatie van ouderen kan ik me moeilijk verplaatsen en wat zij actief aan hun eenzaamheid kunnen doen, weet ik niet, maar eenzame jongeren kan ik aanraden om wat afstand te nemen van het doorlopende online-gebeuren. Het is veel fijner om zelf voor een bepaald isolement te kiezen (smartphone thuislaten,..) dan om te moeten vaststellen dat je je geïsoleerd voelt terwijl je er net alles aan doet om hyperverbonden te zijn. Het is voor mij bijvoorbeeld veel gemakkelijker om dit stuk rond 17u op Facebook te plaatsen en vervolgens pas rond 14u de volgende dag weer online te gaan, dan wanneer ik de hele avond en de hele voormiddag kan controleren of iemand mijn tekst reeds heeft geliket, waardoor ik tegen 14u helemaal opgenaaid ben (ik heb een grote behoefte aan appreciatie en aandacht). In offline-modus haal ik me in het algemeen minder frustraties op de nek omdat ik de wereld voor een stuk buitensluit. En thuis heb ik me al maanden niet meer eenzaam gevoeld.

Geen opmerkingen: