zaterdag 31 maart 2018

Awkward

Ik stap op de bus en zie het lief van een vriend naar mij zwaaien. Ik ken haar niet goed, maar ze is de vriendin van mijn kameraad, dus zou het wel een beetje gek zijn mocht ik enkel maar terugknikken. Ik loop dus naar haar toe en we zetten het op een smalltalken. Dat alles goed gaat. Waar we naar op weg zijn. Enzovoort. Ik moet er vroeger af dan zij en kijk de bus na als hij wegrijdt. Ik ben niet best in smalltalk maar denk bij mezelf dat ik het er goed vanafgebracht heb, dat dat gesprekje best goed liep, dat we, als we elkaar beter leren kennen, in de toekomst ook wel interessantere gesprekken zouden kunnen voeren. Ik loop door en deze korte ontmoeting verdwijnt uit mijn gedachten.
De week daarop ga ik iets drinken met mijn vriend. We zitten al een uur op café als hij zegt: “A. zei dat jullie elkaar waren tegengekomen op de bus. Ze had het blijkbaar een tikje awkward gevonden.”
“Oh..”
Ik voel me alsof ik een stamp in mijn maag krijg.
“Ik heb dat helemaal niet zo aangevoeld.”
“Het zal ook wel aan A. liggen hoor”, zegt mijn vriend. “Het heeft niet veel te betekenen.”
Het is maar een mening. Het is maar een mening. Het is maar een mening, herhaal ik bij mezelf.
Onzorgvuldig geformuleerd en van geen betekenis. Zoals de meeste meningen en oordelen.
Maar ik baal, ik ben ‘aangeslagen’. En mijn vriend weet het. Hij zal nu wel spijt hebben dat hij dat eruit heeft geflapt. Het was zeker niet zijn bedoeling om mij te bruskeren, zegt hij. Ik antwoord dat er geen probleem is.
Maar er is natuurlijk wél een probleem. Er is een probleem in die zin dat ik geen praatje meer zal maken met zijn vriendin als ik haar op de bus nog eens tegenkom. Ze zal zo’n praatje maar eens opnieuw als awkward - dat woord.. - ervaren. Toch hoop ik dat zij, net als ik, beseft dat wij hoe dan ook enigszins tot elkaar veroordeeld zijn als wij elkaar (op de bus) tegenkomen. Ik ben bevriend met en zij is het lief van dezelfde persoon. Zij en ik hebben dus als taak om op z’n minst een beetje welwillend tegen elkaar te zijn. Ik had mijn best gedaan, was mijn verlegenheid de baas gebleven en had helemaal niet het gevoel gehad dat er iets fout ging. Ik had in alle oprechtheid gedaan wat ik kon. Ik weet niet hoe ik het anders of beter had kunnen doen. En ik weet dat niemand rekening hoeft te houden met het feit dat ik onzeker ben. Dat is uitsluitend mijn probleem en alleen ik kan er iets aan doen. Door er iets over te schrijven, bijvoorbeeld.
Want nu ik dit opschrijf, voel ik me al meteen wat minder gekwetst. Ik kan het alweer relativeren. Maar het is natuurlijk wel jammer dat ik het lief van mijn vriend bij een volgende ontmoeting enkel maar zal kunnen toeknikken. Aan een praatje begin ik niet meer. Voor haar zal een dergelijk scenario wellicht niet minder awkward zijn dan een gesprekje, maar het weze zo. Ik moet ook een beetje aan mezelf denken.
Ach. We zullen wel zien.

Geen opmerkingen: