zondag 24 juni 2018

Over de wanhoopsdaad

(Niet voor mensen die van paardrijden houden II)
Laatst voelde ik me wanhopig, echt enorm wanhopig. Ik kan me niet herinneren me ooit eerder zo wanhopig te hebben gevoeld. Eigenlijk had ik zelfs de indruk dat ik nooit eerder echte wanhoop had ervaren, wat ik doormaakte kwam me voor als een volledig nieuwe sensatie. Op een vrij basaal niveau wist ik even totaal niet meer hoe mijn leven nu verder moest. De zogenaamde ‘wanhoopsdaad’ leek me voor het eerst het overwegen waard. Ik had nooit eerder zó diep in de put gezeten, denk ik.
Overigens vind ik niet dat een mens een reden moet hebben om tot de wanhoopsdaad over te gaan. Een reden is absoluut niet nodig, niemand hoeft mij te zeggen wat ik al dan niet met mijn leven mag doen. Tegen je wil in word je geboren en dat maakt het legitiem om met volle goesting te sterven. Toch maakt ook die wetenschap het er niet gemakkelijker op om de daad in de praktijk te brengen. De mensen die met volle goesting een einde aan hun leven maken, lijken me eerder dun gezaaid.
De wanhoopsdaad kan zich voltrekken in een ‘moment’. Het hoeft helemaal niet zo te zijn dat de wanhopige werkelijk ten einde raad is, een bijna onvoorziene impuls kan volstaan. Op het moment van de daad hoeft de persoon in kwestie niet per se enorm diep in de put te zitten. Hij kan ook simpelweg van mening zijn dat ‘het’ gewoon ‘genoeg’ is geweest. Hij is niemand een uitleg verschuldigd.
(Je kan zomaar op een zonnige zaterdag in de krant het ene na het andere onheilsbericht lezen en voor jezelf uitmaken dat het niet de moeite waard is om de zondvloed (vluchtelingen, Artificiële Intelligentie, klimaatopwarming, een onbehandelbare kanker,..) af te wachten. Zonder dat je je intens wanhopig voelt, kan je bij je volle verstand een einde aan je leven maken. Men zal geschokt zijn, want men zal zich er niet aan verwacht hebben, maar dat doet er niet toe - het is (of was) jouw leven, en dat van jou alleen.)
Ik heb zelf soms kortstondig dat gevoel, dat het genoeg is geweest. En dat zijn niet noodzakelijk de momenten waarop ik diep in de put zit. Ik kan me dan op een bijna willekeurig moment eenvoudige vragen stellen zoals: Wil ik dit eigenlijk? Wil ik dit nog? Of: Moet dit echt? Het antwoord op de vraag of ik dit nog wil is ja. Het antwoord op de vraag of ik dit wil is nee. Het antwoord op de vraag of dit echt moet is natuurlijk ook nee. En toch. En toch. Het is verdomme niet eenvoudig om je ervan af te maken, van het leven. Zelf ben ik nog nooit op een punt aanbeland waarop ik geen enkel toekomstperspectief meer zag. Ik ben te goed omringd om geen enkele uitweg meer te zien. Ik beschik ook over de verbale vaardigheden die mij toelaten om over mijn gevoelens te praten en ‘erover praten’ is meer dan wat ook cruciaal. Zolang ik erover kan praten, zal ik niet tot de wanhoopsdaad overgaan. Daar ben ik zo goed als zeker van. Een intens verlangen om dood te zijn heeft bij mij nog nooit langer dan een dag geduurd.
Een onderscheid dat ik in deze context nog graag wil maken is dat tussen de daad en de ‘poging’. Ik heb eerlijk gezegd een grote minachting voor de poging. De daad ten uitvoer brengen is niet zo moeilijk dat je het moet ‘proberen’. Wie echt dood wilt, weet heel goed wat hij moet doen om ook echt dood te zijn. De poging is een gecamoufleerde, redelijk dramatische, schreeuw om aandacht van iemand die blijkbaar niet in staat is om ‘erover’ te praten. Ik heb daar wel respect voor en je moet de poger ernstig nemen, maar je moet niet concluderen dat hij echt dood wilde. En mocht de poger toch overlijden dan mag dat beschouwd worden als een ongelukkig accident. De persoon in kwestie wilde blijven leven, maar het is helaas anders uitgedraaid. Beste lullig, als je erover nadenkt.
De wanhoopsdaad is niet eervol (en dat is nog een reden waarom ik ze wellicht nooit ten uitvoer zal brengen - ik ben te trots). De wanhoopsdaad is gênant en zorgt voor een hoop gedoe - gedoe waar men zijn ‘nabestaanden’ mee opzadelt. En daar schuilt meteen nog een andere interessante kwestie: in hoeverre heb je als individu het recht om een ander te laten lijden? ‘Lijden’ is natuurlijk een zeer discutabel begrip en in feite is het niet het probleem van de dader dat zijn nabestaanden lijden. Maar toch. Jouw daad laat sporen na en brengt het welzijn van andere mensen in gevaar, met soms ernstige gevolgen.
Heb je daar als individu een verantwoordelijkheid in? Kan je je de daad als het ware ‘permiteren’ zonder je familie en vrienden erover in te lichten, zonder hen voor te bereiden? En hoe ga je er dan mee om wanneer ze je (logischerwijze) op andere gedachten proberen te brengen?
Goh, wat boeiend allemaal.
Toen ik wanhopig was en het gevoel had dat ik er met niemand (meer) over kon praten, heb ik een afspraak gemaakt met mijn dokter. Te weten dat ik mijn dokter zou zien deed mij al heel veel deugd. Daarna duurde het nog een dag of twee voor de wanhoop wegtrok tot op een punt waarop ze te verdragen is. Wanhopig ben ik altijd al een beetje geweest en ik zal het ook wel blijven, neem ik aan, maar als je het een plaats weet te geven kan je je er best goed bij voelen.
En nog een wistjedatje om te besluiten:
Al diegenen (Vreedzame Betogers e.a.) die de laatste jaren met veel zin voor drama over Hoop met hoofdletter h hebben lopen toeteren (in de nasleep van terreuraanslagen vooral), handelen vanuit Angst met hoofdletter a. En ik weet niet wat erger is: wanhoop of angst.

Geen opmerkingen: