donderdag 22 juli 2010

Bulderlachen in de biechtstoel

Als er eerst niets maar dan ook niets was, zelfs geen gigantisch eindeloos wit of zwart vlak, en als een God uit dat niets vanalles geschapen heeft, waar kwam die God dan plots vandaan?

Op alle mogelijke manieren kan je het bestaan van God afdoen als complete bullshit.
Het is geen man op een wolk. Het is een ongrijpbare abstractie. Het is een gevoel, zeggen sommigen. Het is (en zit in) álles. God is de koepel waaronder wij leven. God is voedsel voor het volk.

Niemand heeft een concreet Godsbewijs. Er is niet zoiets als x + y = God. Een aantal religieuze handelingen zijn echter wel zinnig, maar ze hoeven helemaal niet in relatie te staan tot een God. Bidden is zinnig als het eenvoudigweg een moment van rust en concentratie is. Biechten is oké als je op die manier stilstaat bij dingen die beter zouden kunnen om die daarna ook beter te doén (iets waar doorheen de geschiedenis door heel wat 'gelovigen' een loopje mee werd genomen). Ook biechten hoeft helemaal niet in relatie te staan met God of met zijn afgezant, meneer pastoor.

Noem God een verzamelnaam voor alle initiatieven die je onderneemt om jouw rol in het Leven zo goed mogelijk te vertolken. Als het woord 'God' daarvoor geschikt wordt geacht, gebruik het dan, of gebruik een ander woord. Kan eender wat zijn.

Yoga is als bidden. Rust en concentratie. Streven naar eerlijkheid is als biechten. Niets in de handen, niets in de zakken, gewoon de feiten. heeft allemaal geen bal met ene God te maken.

Als er morgen uit het niets een reuzachtige steen op mijn voet valt en mijn voet moet worden geamputeerd, dan zou ik moeten nagaan waar ik in de fout ben gegaan, waar en wanneer ik een zonde heb begaan. Maar eigenlijk is dat niet eens nodig, er zijn zo veel redenen waarom God je kan straffen. Een hoofdzonde is gemakkelijk overtreden. In zo'n keurslijf kan een mens niet functioneren.

Een vrouw (M.) die het kan weten vertelde mij de volgende anekdote. Zij moest als jong meisje, halverwege de jaren vijftig, ter communie gaan, wat toen breed maatschappelijk volstrekt gebruikelijk was. Het was verboden (een doodzonde) om voor de viering(?) te eten. Maar zij was nog een kind en had voor het ter kerke gaan achteloos de pieren uit haar neus opgegeten - mijn excuses voor dit weinig appetijtelijke detail, maar het máákt het verhaal. Eens in de kerk realiseerde zij zich dat ze een doodzonde had begaan en besloot ze in alle stilte niet ter communie te gaan. Er was echter één obstakel dat haar daarvoor in de weg stond: haar oudere zus, een klikspaan, zou zeker gaan rondbazuinen dat M. niet ter communie was gegaan en daar zou kennelijk een heel gedoe van komen met de streng katholieke moeder.

M. besloot daarom alsnog ter communie te gaan, maar zij voelde zich schuldig, had diep berouw en voelde zich de dagen na 'de feiten' bijzonder op haar ongemak. Mocht er haar of (iemand uit) haar familie iets vreselijks overkomen (een kans die er volgens haar dik in zat), zou zij dat op haar geweten hebben. Hoe verlangde zij dus naar het moment waarop ze kon gaan biechten en waarop ze haar doodzonde zou kunnen witwassen (God vergeeft). Op het moment dat zij kon bekennen dat ze voor het ter communie gaan de pieren uit haar neus had gegeten voelde zij een loodzware last van haar schouders vallen.

En toen, algehele consternatie. Aan de andere kant van de biechtstoel barstte de pastoor in schaterlachen uit. Drie weesgegroetjes en zij was weer vrij van zonde. Meneer pastoor viel uit zijn rol en gaf haar zelfs geen vermaning (wat is het label 'doodzonde' dan waard?). Beduusd ging M. naar huis en niet veel later zou zij voor het eerst voor zichzelf gaan nadenken of dat hele cirkus wel op waarheid berustte. Decennia later vermoedt ze van niet.

Om terug te komen op hoofdzonden: zelfs al hou ik niet vast aan de klassieke hoofdzonden, ik geloof wel dat het interessant is om bepaalde stelregels (noem het normen en waarden) systematisch maar in de ruime zin van het woord in acht te nemen. 't Is misschien omdat ik vaak veel moeite heb met een aantal van mijn eigen stelregels dat ik er actief over nadenk.

Niet dat ik zoiets als een lijst met stelregels heb hoor, wel een aantal 'punten' waar ik aandacht aan besteed omdat ik geloof dat ze mezelf en mijn omgeving ten goede komen. Maar uiteindelijk denk ik dat alles te herleiden is tot het principe: bewaar je integriteit en blijf nederig temidden van iedereen en alles die en dat in dit leven op deze planeet geworpen is. Eén goed werkend radartje in een zo goed mogelijk draaiend systeem. Zoiets.

Voorts ben ik echt wel voor (de comeback van) 'normen en waarden' al mag er voor mijn part een minder belegen term op worden geplakt. Het zou gedaan moeten zijn met dat smalende sfeertje rond een aantal breed te interpreteren 'regels'. Alsof de mens daarmee kan omgaan, met normeloosheid. Dat kan hij niet en dat bewijst hij elke dag, de laatste decennia kennelijk nog meer dan daarvoor (conform de secularisatie en de toenemende arrogantie van de mens die daarmee samen gaat).

Maar bij dat alles komt geen God kijken. Daar ben ik van overtuigd.

Geen opmerkingen: