maandag 30 juli 2007

Mijn Heizeldebacle


Meestal blijf ik thuis, maar soms kom ik buiten. Mij overhalen, je moet het presteren. Ik kies zelf, laat mij niet onder druk zetten, heb alles op een rijtje en weet waaraan ik mij kan verwachten. Maar soms ook niet.
Dan ben ik impulsief en neem ik in plaats van de eerste rechts naar mijn bed, de trein en de tram en de metro tot ik niet meer weet waar ik ben, waarom ik daar ben, met wie ik heb afgesproken, hoe ik teruggeraak en of ik mij nog wel lekker voel. Gisteren had ik zo'n avond.

Het Groentheater kon met zo'n mooie, fascinerende naam, al op mijn sympathie rekenen, de herinnering aan de klasgenoot met de ietwat rooddoorlopen, lacherige ogen deed het 'm ook wel. Ik zou te laat zijn voor zijn optreden, maar dat gaf niet. Het toetje mocht er ook wel zijn.
Dus zette ik mijn pet op, vergewiste ik me ervan dat ik het juiste liedje neuriede en deed ik wat ik in feite nooit had mogen doen. Ik had het niet goed door. Met de laatste trein enzo. Het zou allemaal wat krap worden, maar ik was enthousiast.
En zo kwam het dat ik mezelf in de treinspiegel gadesloeg, dat de twee drukkende puisten op mijn voorhoofd zich begonnen te roeren, dat ik me plots nogal alleen voelde, op nogal onbekend terrein en dat ik alles vergat. Een trein werd dus een tram en daarna een metro, maar een uitstap werd een zoektocht en de grootse verwachtingen werden in de kiem gesmoord.

Aan de Heyzel stapte ik uit en daar stond het Atomium mij als een oude bekende op te wachten. De schemering zou snel vallen en er was meer volk op weg naar huis dan naar het feest. Ik liet me lokken door de muziek. Ik kwam in het park met zijn zwarte gangen. Ik vond het podium en de mensen. Viel dat tegen. Ik had het verkeerd uitgerekend. Ik bleef een kwartier en besefte toen dat ik terug wilde. Ik ging terug en sloeg me voor het hoofd, belde A. omdat ik hem wilde zien. De terugreis had ik niet gepland en hij bleek een onderneming te zijn waarin ik geen zin had. Ik maakte hem noodgedwongen, met een bang hart en een aan mij vretende onzekerheid tot in de toppen van mijn tenen. Ik zag exotische dreigingen en geruststellende bomen en fietspaden. Ik stapte uit en ik was het kind dat na een halfuur blèten zijn moeder terugvindt aan de kassa van de supermarkt. A. hoorde mij aan en grinnikte.

Geen opmerkingen: