Lief dagboek, er zijn enkele dingen die ik je wil vertellen.
Zo stond ik eergisteren een sjiek te draaien (een kauwgum) in de stationshal, toen ik I. plots op perron 1 zag staan. Ze zwaaide naar mij op haar typische manier en daaroom deed ik alsof ik haar niet opmerkte. Laat maar sudderen, dat wicht, dacht ik enigszins sadistisch. Het was nochtans bijzonder lang geleden dat ik haar nog had gezien, maar ik zag in een oogopslag dat ze nog geen spat was veranderd.
Gisterennacht had ik dan een droom, die ik jammer genoeg weer van geen kanten heb kunnen onthouden. Er waren auto's, er was een villa en er waren mensen. Het was een toffe droom, hij had een verfilming verdiend. Helemaal aan het eind was ik in een kamer, ergens op een hoog verdiep, met een kleine jongen. Het kereltje begon mij plots te bijten en te stampen, ik greep het en hield het in een houdgreep. Ik droeg hem naar het raam en hield hem buiten, dreigend dat ik hem zou laten vallen. Hij verweerde zich als een kat, maar opeens hield hij daarmee op. Op hetzelfde moment zette ik hem weer met zijn voetjes op de begane vloer. Plots was er een soort liefde die we voor elkaar koesterden en waren we de rest van de droom enorm lief voor elkaar. Ik werd wakker met een heel goed gevoel en geloof nu dat dat jongetje in feite mijn kat was.
Gisterenavond klom ik over een ijzeren hek om een domein binnen te dringen. Achteraf bekeken ben ik enorm dom geweest. Gesloten poorten impliceren geen activiteit. Toen ik doorhad dat er inderdaad geen leven was achter de omheining moest ik er weer overheen. Weer op straat vroeg een man mij of ik wilde dat hij de politie belde. Ik had ingebroken. Ik zei dat ik dat liever niet wilde en liep door. De man, met lang haar en een lange zwarte jas, kwam waarlijk net op het juiste moment. Tien seconden eerder had hij mij nog achter het hek kunnen betrappen en ik weet niet hoe dit verhaaltje dan zou zijn afgelopen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten