De zaak van Giel, de 15–jarige jongen uit Sint-Laureins die in India zijn droom om monnik te worden wil najagen door daar een monniksopleiding aan te vatten, doet me een beetje denken aan een soortgelijke situatie waarin ik me, ondertussen alweer 18 jaar geleden, bevond.
Ik droomde er als achtjarige van om in Walibi te gaan wonen. Maar mijn moede...r wilde daarvoor, in tegenstelling tot die van Giel, haar toestemming niet geven. Ze zei tegen mij: “Ondanks je urenlange voorbereiding gaat dat helemaal niet, Alexander. Het schooljaar is net begonnen, je bent fucking acht jaar, je zit in het derde leerjaar, eerst maak je je school af en daarna zien we wel weer.”
Om ze helemaal in de kiem te smoren heeft mijn moeder deze zaak toen bewust niet in de media gebracht. Daarom kraaide er ook geen haan naar toen ik de volgende dag gewoon weer op school verscheen.
Zelf had ik toen nog geen contacten in de media, – een woord dat ik toen niet eens kende en waarvan ik vast en zeker zou gedacht hebben dat het enkelvoud was, als in ‘de media is niet meer wat het geweest is’ – en dus stond ik machteloos tegenover de beslissing van mijn moeder. Achteraf bekeken weet ik zeker dat ik, mocht ik toch de media hebben gehaald, veel steun zou hebben gekregen van serieuze en minder serieuze mensen. Online fora of sociale media bestonden nog niet in 1995, maar een in die tijd spraakmakend tv-icoon als Jan Van Rompaey zou waarschijnlijk wel belangstelling hebben getoond voor mijn zaak, kan ik me voorstellen.
Al bij al viel het me niet eens zo zwaar om mijn droom op te geven en twee dagen na het njet van mijn moeder was ik gewoonweg vergeten dat ik er tot voor kort intens van had gedroomd om de rest van mijn leven in Walibi door te brengen. Eén keer, toen we in het eerste middelbaar met de klas een dagje naar Walibi gingen, speelde de herinnering pijnlijk op, maar even snel vervloog dat onbehaaglijke gevoel toen ik het kneusje van de klas in het oog kreeg.
Ik ben er niet trots op maar jarenlang hebben ik en een paar vrienden een klasgenoot verbaal geterroriseerd. Wij maakten deze jongen, die – hoe wil het lukken – ook Giel heette, belachelijk door hem consequent Geil te noemen. “Hoe heet jij ook weer? Jij bent Geil hé?” Zeker wanneer er meisjes in de buurt waren, was deze Giel nooit veilig.
Het zou me niet verbazen mocht Giel-de-monnik-in-spé met soortgelijke pesterijen af te rekenen hebben en dat hij daarom ons land achter zich wil laten. Kinderen kunnen erg wreed zijn voor elkaar, zegt het cliché (waar ook altijd een vorm van waarheid in zit, wat ook weer een cliché is). De Giel uit mijn klas heeft zich op zijn zestiende verjaardag verhangen in een bos. In de brief die hij naliet schreef hij onder andere dat hij het beu was om nooit geil, met kleine g, te kunnen zijn zonder (voor zichzelf en voor anderen) misverstanden te creëren.
Arme geile Giel. Het moet afschuwelijk voor hem zijn geweest.
(En nu eventjes kijken wat Google antwoordt op mijn vraag: ‘Mag een monnik soms geil zijn?’.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten