vrijdag 20 juni 2008

Zo werd ik een preker, deel 1

Waar ik doorgaans liever niet ben? Op café. Het betalend salon waar een gesprek plots een meerwaarde krijgt omdat er een glas alcoholische bucht voor je neus staat.
Bucht? Jazeker. Ik ben een notoire geheelonthouder wat betreft het consumeren van alcoholische dranken en wel in die mate dat elk die mij kent en deze blog zou lezen nu met zekerheid zou weten dat het wel degelijk ik ben die zich hier uw gastheer mag noemen.

Ik lust het niet en ik mag het niet. Van de dokter dus, echt waar. Eén keer zat geweest in dat leven van mij en de schaamte die ik voelde toen ik de nachtbus onderkotste was sterk genoeg om me er geen tweede keer aan te wagen. Het was toen twee voor de prijs van één, herinner ik mij, en ik wilde het eens proberen. Op het gekots en het gezwalp had ik echter niet meteen gerekend. Het kwam ook zo snel, ik kon natuurlijk niets verdragen.

En ja, ik werd ook onverdraagzaam als het over alcohol ging. Je vrienden tipsy zien worden, ze onzin horen uitkramen, naar huis willen, naar huis gaan. Hoe langer hoe meer passeerden mijn weekends op die manier, tot ik er nog slechts sporadisch bij was op die zatte momenten. Ik wachtte mijn tijd af en was weg. Daar maakten ze geen probleem van. Op hun vlucht hadden ze geen boodschap aan mijn preeks.

Al was het allemaal zo erg niet, het was er. En het is er natuurlijk nog, het gaat niet over. De dagen, de momenten waarop er iets futiels gevierd moet worden, altijd zijn ze goed voor alcoholconsumptie. Zonder mij. Ik zeg vaak al dag na de eerste halte, zoals vanavond. Ze kennen dat en stellen er geen vragen meer bij, ze vinden het niet erg, bekijken me niet scheef. Maar ik blijf altijd spijt hebben.

1 opmerking:

Marie zei

Prince en jij hebben alvast iets gemeen :-)