dinsdag 27 oktober 2009

Walgen tot je scheurt

Publiekelijk, op een drukke plaats, een Dag Allemaal verscheuren. Had iemand dat ooit al gedaan bij wijze van statement? Zou zoiets de labels 'exclusief!' en 'nationale primeur!' verdienen?

Hij vroeg het zich af, de Dag Allemaal van die week gelegen op zijn schoot. Gekocht uit een vorm van nieuwsgierigheid, in Brussel-Centraal. In het bijzonder benieuwd door het verhaal van Helmut Lotti en het proces tegen hoofdredacteur Ilse Beyers. In mindere mate door de 'saga' rond Wendy Van Wanten. "Wat is dat nu eigenlijk precies voor een boekske?" had hij gedacht.

Intussen wíst hij het, en hij had zijn exemplaar eigenlijk niet eens hoeven te openen om het te weten. Alles had al op de cover gestaan: de expliciete foto's, de schreeuwerige titels, de terminale staat van fatsoenlijkheid. Het was de eerste keer dat hij zo'n Dag Allemaalcover echt had bekéken, 'gelézen'. Ja, bij de dokter had hij het blad al wel eens vastgehad, maar altijd onbewust. Echt waar! 't Is niet dat hij er vóór vandaag veel zinnigs over kon zeggen.

Hij had daar, wachtend op zijn trein, in Brussel-Centraal besloten voor het eerst ("en waarschijnlijk ook meteen voor het laatst") zo'n Dag Allemaal te kópen. Twee euro die hij betaalde aan een Franstalige caissière met hoofddoek die zelf Paris Match las.

Dag Allemaal is misdadig, had hij al bij het zien van de cover geconcludeerd. Een soort promoblad voor een autoritair establishment met een slecht gevoel voor humor. Dag Allemaal was bedoeld om mensen niet alleen dom te hóuden, maar ook om hen dom te máken, dat spatte van die voorpagina. En die intentie vond hij misdadig.

Maar de cover alleen was natuurlijk niet genoeg om iets dergelijks te concluderen. Zo zelfkritisch was hij ook wel. Hij moest dat blad doorgronden als hij er een gefundeerde mening over wilde hebben. Hij moest vrij van vooroordelen door het andermans miserie bejubelende editoriaal, door de van leugenachtig sensationele quotes voorziene coverstory en door de bijna haatdragende roddelrubrieken.

Ergens tussendoor viel zijn oog op de met veel toeters en bellen gepaard gaande juichkreet "Wekelijks meer dan 1 miljoen lezers!". Zijn maag was ervan omgedraaid, zoals men dat in boeken schrijft; hij had in concreto een aandrang gevoeld om te verfrommelen, te trekken, kapot te maken, te scheuren. Een aandrang als een brandalarm.

En hij gíng scheuren, dat had hij zichzelf daadwerkelijk voorgenomen. Publiekelijk ook, dat liet geen twijfel; mensen moesten hiervan wéten. Er was echter één wat cynische gedachte die hem voorlopig nog tegenhield, maar die voor hem wel van belang was: zou hij Story-hoofdredacteur Thomas Siffer inlichten over zijn plannen, op die manier een Story-cover sieren en dus een aardige som geld opstrijken, of zou hij daarentegen nog eens twee euro uitgeven aan zo'n Story om ook dát 'boekske' tot snippers te herleiden?

Daar moest hij nog eens over slapen.

Geen opmerkingen: