Het volgende dateert uit de tijd dat Guano Apes een hit had met 'Open Your Eyes'.
Op de kast stond een beeldje van wat geloof ik een pygmee was. Zijn vader had het van iemand gekregen, mogelijk van een patiënt. (Zijn vader had een beroep waarvan de naam zeven lettergrepen telde, maar meer daarover verderop.) Dit beeldje zou niet zo tot mijn verbeelding hebben gesproken mocht deze pygmee niet van een enorme penis voorzien zijn geweest. Het leek wel alsof hij deze penis moest torsen, hij hield 'm, gehurkt, met beide handen omhoog. Dat sprak behoorlijk tot mijn verbeelding, mag ik wel zeggen, en het benieuwde me wat de maker van dit beeldje daarmee over pygmeeën had willen vertellen. Maar ik heb zijn vader daarover nooit om uitleg gevraagd. Dat durfde ik natuurlijk niet.
Zijn vader, een rijzige slanke man, scheen een beroep uit te oefenen waarvan de naam zeven lettergrepen en zestien letters telde. Hij sprak de naam van zijn vaders beroep met gepaste trots uit. Gek wel, vond ik toen al, want in elke andere context was hij niet erg tuk op zijn vader. Zijn vader maakte amper tijd voor hem vrij, vertelde hij, en zijn moeder was ook niet erg betrokken. Ik denk wel dat hij, ondanks zijn talent voor overdrijving en drama, een punt had wanneer hij stelde dat zijn ouders te weinig naar hem omkeken. Zijn vader wekte de indruk voor zijn werk te leven en wat met zijn drie kinderen opgescheept te zitten, zijn moeder op haar beurt luisterde naar Morphine en rolde sigaretten in de onderverlichte en geelverkleurde keuken. Zij had van het roken een perkamenten huid gekregen en het gebeurde dat we haar slapend in een zetel aantroffen. Zij was een vrouw die niet meer wist wat een werkdag was. Mijn moeder en ik vonden dat zo sneu, herinner ik me.
Toegegeven dus, als hij kloeg over zijn ouders had hij wel een punt, ook al werd ik dat geklaag van hem naderhand wel wat beu. Dan stelde ik voor om te pingpongen in zijn garage waarvoor hij doorgaans wel te porren was. Zijn pingpongtafel was onstabiel, conform het gezin waartoe hij behoorde - als ik dat mag zeggen, - maar dat maakte het pingpongen extra uitdagend. Hij was het gewend om op deze tafel te spelen en versloeg me meestal (om die reden). Soms won ik toch, maar dat vermeed ik liever want winnen tegen hem was vervelend omdat hij competitief was en ik zodus zijn ontgoocheling moest counteren met gespeelde euforie, waarvoor ik eigenlijk te verlegen was.
Als ik erover nadenk was hij best wel geïsoleerd in dat gezin, hoewel dat ook genuanceerd moet worden. Hij mocht dan wel zeggen dat hij zijn zussen haatte, bij momenten kon ik heel duidelijk zien dat ze onderling ook een sterke band hadden en karakterieel erg op elkaar leken. Zijn jongere zus zat bijna altijd onderuitgezakt naar MTV te staren waardoor ik me een beetje ongerust over haar maakte, zijn oudere zus gebruikte cd's als onderleggers voor kaarsen waardoor ze die cd's, volgens mij, kapotmaakte. Nee, in dit gezin gebeurden dingen waarvan ik weinig of niks begreep.
Maar met wie hij wél een hele sterke band had, was zijn kat. Met zijn kat in de buurt kwam een heel andere kant van zijn persoonlijkheid naar boven, een kant waarvan ik hield en waarom ik hem mocht. Hij toonde een genegenheid voor dat beest, zoals ik zelf nooit genegenheid voor een dier heb gevoeld. Of jawel: mijn eigen kat was en is mij ook (nog steeds) heel erg genegen, maar ik zou zijn liefde voor zijn kat toch nog anders omschrijven. Hij beschouwde dat dier als een volwaardige gesprekspartner, het enige 'gezinslid' waarmee hij écht kon spreken. Hij beweerde met de grootste ernst dat zijn kat de WC gebruikte om haar behoeftes te doen. Dat was toch totaal onmogelijk, trok ik grote ogen, maar hij duldde geen tegenspraak daaromtrent. Dat vond ik ook wel leuk aan hem, dat koppige volhouden.
En ja, als ik zijn wereld echt volledig wil beschrijven kan ik ook niet om zijn slaapkamer heen. Deze had immers veel weg van een slagveld waar vele nog levende mensen al een schielijke dood waren gestorven. Zijn kamer was een laboratorium voor experimenten en nog uit te werken ideeën. Aan een muur prijkte een blacklist met de namen van zijn ergste vijanden en op de roos van een plastic dartsbord had hij een pasfoto geplakt van zijn vijand nummer één, wiens gezicht tot mijn ontstelling praktisch volledig doorzeefd was door pijlen. Ook verzamelde hij onschuldige en minder onschuldige wapens, schoot hij met pijl en boog en was hij bedreven met zakmessen. Ja, ik weet nog dat ik me weleens zorgen maakte om de toeren die hij daarmee nog zou uithalen. Maar daartegenover stond dan ook weer dat hij verschillende keren per week naar de keyboardles ging en daar rust en schoonheid uit putte. Verwonderlijk toch, die combinatie van agressie en rust.
Ik zie hem nu nog steeds, sporadisch, maar dat is minder interessant.
Tijden..
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten