Aan de rand van de tafel zit de dromer. Met halftoegeknepen linkeroog is hij afwezig. Hij denkt er het zijne van en is niet helemaal te vertrouwen. Het is die jongen waarvan je zegt dat je hem niet kan doorgronden.
Als hij buiten is voel je je een stuk vrijer. Je gaat plots vrijuit praten met de jongen naast je. Over de dromer, over hoe hij de sfeer drukt. Iemand zegt iets over hem en je pikt daar gretig op in. Het is duidelijk dat jij niet de enige bent die geen touw aan de dromer vast kan knopen.
De dromer is iemand die naar links kijkt als de anderen naar rechts kijken. Links heeft hij de tijd weg zien tikken en hij vraagt zich af of hij die tijd nog kan terugvragen, ergens aan de balie. De dromer is iemand die zijn oren selectief wenst te gebruiken. Hij hoort genoeg gelul de rondte gaan dat anderen nodig hebben om zich zeker te voelen. De dromer vraagt zich af of er ergens ter wereld mensen bij elkaar komen om op een mooiere manier met elkaar te spreken.
Als de dromer weer binnekomt voel je een golf van vijandigheid door je maag slepen. Hij lijkt zich boven je te verheffen, zich aan je te onttrekken. Je zou hem willen wegstemmen in een tv-programma met 1.5 miljoen kijkers en je zou het publiek daarbij op je hand willen hebben.
Aan de rand van de tafel zit dan opnieuw de dromer. Zijn stem klinkt mat en lusteloos, je denkt dat hij overal wilt zijn behalve hier. Hij praat minder dan je hem ooit hebt horen praten en verdwijnt hoegenaamd in het niets. Je zal nooit meer aan hem denken eens hij weg is.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten