We spreken woensdag 22 mei 2008, een mooie lentedag. Een Spaanse zuiderwind woei over ons land en voerde iedereen richting terrasjes, behalve mij. Ik zocht koortsachtig naar mijn... identiteit. God, waar was ik dat kreng verloren?
Hysterische veertigers hadden het me ingelepeld. Identiteitsvorming. Het belang daarvan. Voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Voor mijn eigen individuele ontplooiing. Voor de aambeien van mijn tante en de wratten van mijn buurman.
YOLO, hét redmiddel, de leidraad in bange dagen anno 2013, bestond nog niet. En ik bestond evenmin, die zonnige woensdagnamiddag in de ouderlijke achtertuin. Zonder identiteit, want zonder levensmotto. Geen YOLO om mij te redden en van carpe diem had ik al wel gehoord, maar wat het precies betekende... Ik vond vooral de combinatie van beide woorden mooi, los van elke betekenis.
Het rottige van de situatie was dat ik in maart van datzelfde jaar al eens een identiteit had gevonden, maar die was ik woensdagmorgen 22 mei dus weer kwijtgeraakt. ’s Ochtends op de bus laten liggen? Of misschien tijdens de pauze tussen twee lessen door, toen ik heel stoer besliste om samen met mijn best vriend naar Rock Werchter, Pukkelpop en Dour te gaan, voor de rest van ons leven al onze festivalbandjes als relikwieën te bewaren en onze haren te laten groeien, omdat al onze favoriete muzikanten dat ook deden? Zou het toen gebeurd zijn? Ja, weet ik nu.
Dat gezegd zijnde. Woensdagnamiddag, 22 mei. Ik zocht een nieuwe identiteit. Waar moest ik beginnen? Ik was ten einde raad nog voor ik begon te zoeken.
De geniale gedachte die ik toen had, onaangekondigd uit het niets - jeetje, ik word er opnieuw lyrisch van. Ik had de ingeving om mijn vriend te bellen, mijn beste vriend, mijn BFF, met wie ik naar Rock Werchter, Pukkelpop en Dour zou gaan (en keiveel andere festivals – duh). “Ben jij je identiteit ook kwijt?” Ja, ook hij was zijn identiteit kwijt.
Dit sterkte mijn vermoeden dat er inderdaad een verband bestond tussen het verlies van mijn identiteit en het ‘zomerfestivalpact’ dat ik met mijn vriend gesloten had. Mijn vriend en ik moesten dus samen naar een identiteit zoeken. Ik wist hem daarvan te overtuigen. We spraken af bij mij thuis. Ik legde stylo’s en papier klaar. Zette tien blikjes Cara Pils koud.
De brainstorm deed geen wonderen. Die ene killer van een slagzin die onze identiteit gebald moest samenvatten wilde ons niet te binnen schieten. We probeerden vanalles uit. Ik had ‘peace man!’, maar dat vond mijn vriend “te reggae”. Hij had heel radicaal: ‘ge zijt voor of tegen mij, there’s no in between’. Ik wees hem er op dat zo’n lange slogan nooit als tattoo op zijn onderarm zou passen.
Om een lang verhaal kort te maken: het is nooit goed gekomen tussen mij en mijn identiteit. Ik heb psychoanalitici bezocht in de veronderstelling dat zij mijn identiteit konden ontwaren. Veertig euro lichter en een illusie armer stapte ik ben hen buiten.
Nu ben ik meneer X met job y in Z. Denk ik.
Hysterische veertigers hadden het me ingelepeld. Identiteitsvorming. Het belang daarvan. Voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Voor mijn eigen individuele ontplooiing. Voor de aambeien van mijn tante en de wratten van mijn buurman.
YOLO, hét redmiddel, de leidraad in bange dagen anno 2013, bestond nog niet. En ik bestond evenmin, die zonnige woensdagnamiddag in de ouderlijke achtertuin. Zonder identiteit, want zonder levensmotto. Geen YOLO om mij te redden en van carpe diem had ik al wel gehoord, maar wat het precies betekende... Ik vond vooral de combinatie van beide woorden mooi, los van elke betekenis.
Het rottige van de situatie was dat ik in maart van datzelfde jaar al eens een identiteit had gevonden, maar die was ik woensdagmorgen 22 mei dus weer kwijtgeraakt. ’s Ochtends op de bus laten liggen? Of misschien tijdens de pauze tussen twee lessen door, toen ik heel stoer besliste om samen met mijn best vriend naar Rock Werchter, Pukkelpop en Dour te gaan, voor de rest van ons leven al onze festivalbandjes als relikwieën te bewaren en onze haren te laten groeien, omdat al onze favoriete muzikanten dat ook deden? Zou het toen gebeurd zijn? Ja, weet ik nu.
Dat gezegd zijnde. Woensdagnamiddag, 22 mei. Ik zocht een nieuwe identiteit. Waar moest ik beginnen? Ik was ten einde raad nog voor ik begon te zoeken.
De geniale gedachte die ik toen had, onaangekondigd uit het niets - jeetje, ik word er opnieuw lyrisch van. Ik had de ingeving om mijn vriend te bellen, mijn beste vriend, mijn BFF, met wie ik naar Rock Werchter, Pukkelpop en Dour zou gaan (en keiveel andere festivals – duh). “Ben jij je identiteit ook kwijt?” Ja, ook hij was zijn identiteit kwijt.
Dit sterkte mijn vermoeden dat er inderdaad een verband bestond tussen het verlies van mijn identiteit en het ‘zomerfestivalpact’ dat ik met mijn vriend gesloten had. Mijn vriend en ik moesten dus samen naar een identiteit zoeken. Ik wist hem daarvan te overtuigen. We spraken af bij mij thuis. Ik legde stylo’s en papier klaar. Zette tien blikjes Cara Pils koud.
De brainstorm deed geen wonderen. Die ene killer van een slagzin die onze identiteit gebald moest samenvatten wilde ons niet te binnen schieten. We probeerden vanalles uit. Ik had ‘peace man!’, maar dat vond mijn vriend “te reggae”. Hij had heel radicaal: ‘ge zijt voor of tegen mij, there’s no in between’. Ik wees hem er op dat zo’n lange slogan nooit als tattoo op zijn onderarm zou passen.
Om een lang verhaal kort te maken: het is nooit goed gekomen tussen mij en mijn identiteit. Ik heb psychoanalitici bezocht in de veronderstelling dat zij mijn identiteit konden ontwaren. Veertig euro lichter en een illusie armer stapte ik ben hen buiten.
Nu ben ik meneer X met job y in Z. Denk ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten